De Oban distilleerderij is een van de oudste van Schotland en ligt fysiek en psychologisch in het hart van Oban: de ''Poort naar de Eilanden".
Het stadje heeft zich eigenlijk ontwikkeld rond de distilleerderij, die sinds de oprichting 1794 een belangrijke rol heeft gespeeld in het sociale leven. Eigenaren en managers van de distilleerderij koesteren deze traditie van gastvrijheid en betrokkenheid met de gemeenschap, net zoals destijds John en Hugh Stevenson, niet alleen grondleggers van de distilleerderij in Oban, maar ook van het stadje zelf.
Ze kwamen uit de buurt: hun moeder was na de dood van hun vader, een steenhouwer, naar Oban verhuisd vanuit Port Appin. Samen begonnen ze een scheepswerfje en een looierij en in de jaren 1790 ook een brouwerij die in 1794 de Oban distilleerderij werd. Daarna hebben nog twee generaties Stevensons het familiebedrijf in Oban voortgezet. Thomas, de zoon van Hugh, was boer geweest in Argentinië maar keerde terug en kocht de distilleerderij en de leisteengroeves van zijn vader en de curatoren van zijn oom.
Later bouwde hij nog het Caledonian Hotel, maar daarna raakte hij in financiële moeilijkheden door de financiering van de drukkerij van zijn broer in Edinburgh. Hij probeerde zijn schuldeisers tevreden te houden door ze te voorzien van leisteen en whisky. Zijn zoon John, die in Peru had gezeten maar ook terugkeerde en in 1830 het beheer van de distilleerderij overnam, kwam Thomas te hulp. Hij leidde Oban tot kort voor zijn dood in 1869, waarna de distilleerderij in andere handen kwam.
In 1883 kocht de man met de onvergetelijke naam J. Walter Higgin de distilleerderij. Tussen 1890 en 1894 brak hij hem af en bouwde alles steen voor steen weer op om hem in productie te kunnen houden: zo groot was de vraag naar de malt van Oban. Met zorg bouwde hij de beroemde kleine ketels en andere traditionele kenmerken na en hield op die manier de kwaliteit van de whisky in stand.
De gebouwen en het interieur zijn vandaag de dag nog nagenoeg hetzelfde als na de verbouwing door Higgin.